De Randstad Metropool mag zich graag afficheren als een megastad die geen slaap kent. In werkelijkheid leven we meer volgens de wetten van de negentiende eeuw dan conform de eisen van een flitsende nieuwe toekomst, betoogt onze columnist Robert Jan Blom. ‘Nederland gaat ’s nachts op slot. Wie om 22.01 trek krijgt in iets krokants, moet zelf de frituurpan uit de kelder gaan halen.’
Winkeltijdenwet
Eind vorige eeuw ontstond er een heftige discussie over de opkomende 24-uurs-economie. De verruiming van de Winkeltijdenwet in 1996 gaf de aanleiding. Religieuze leiders vreesden voor de zondagsrust nu winkels voortaan twaalf keer per jaar op zondag de deuren mochten openen. Arbeidspsychologen waarschuwden voor een toename van stress en burn-outs wanneer het oude ritme van vijf werkdagen en een vrij weekend zou verdwijnen. Die discussie is geleidelijk verstomd. Winkels zijn steeds vaker gewoon op zondag en in de avond. Hebben we ons neergelegd bij de eisen van de 24-uurs economie? Is 24/7 geleidelijk een feit geworden?
Bloemkool kopen
Velen zijn geneigd te denken van wel. Enthousiast wijzen ze erop dat je nog om negen uur ’s avonds een verse bloemkool kunt kopen bij Albert Heijn, dat Coolblue desgewenst op zondag een nieuwe ijskast komt bezorgen en dat de lokale Chinees niet te beroerd is om rond half tien nog een koerier met een bakje foe yong hai naar je voordeur te dirigeren. Toch durf ik de stelling aan dat de 24-uurseconomie in Nederland niet bestaat, sterker nog, het is een mythe. Natuurlijk, er zijn uitzonderingen. Op Schiphol en in de Rotterdamse haven zijn er een paar mensen die wakker blijven; politie, brandweer en andere (medische) diensten kunnen zich evenmin permitteren te slapen en in sommige sectoren, zoals de staalproductie en chemie, moeten er medewerkers achter de knoppen blijven zitten omdat ze de machinerie niet stil kunnen leggen.
Morsig café
Veruit de meeste Nederlanders liggen ’s nachts echter op een oor. De tijd dat ik nog de behoefte voelde om op een regenachtige dinsdagnacht als een nachtbraker ergens een pint te pakken zijn voorbij maar, van mijn studerende én stappende neefjes hoor ik dat zij in een morsig café met afgetobde taxichauffeurs en afgewerkte prostituees belanden wanneer ze na het blokken door de week om vier uur ’s ochtends nog de straat op struinen. Nederland doet zich graag o zo modern en vooruitstrevend voor, in de praktijk valt het bar tegen. We zitten nog altijd dichterbij de grens van de meuterige ouderwetsheid uit het begin van de vorige eeuw dan bij het begin van een nieuwe toekomst met een flitsende nieuwe economie.
Hapklare brokken
Een tijdje terug werd ik even voor tienen overvallen door honger. Ik trok de deur van de koelkast open: geen hapklare brok te vinden. De diepvriesla? Alleen twee pakken met bevroren doperwten die me glazig aanstaarden, kroketten ho maar. Om 22.01 belde ik de pizzabezorger: ‘Een quattro stagioni alstublieft!’ Terwijl ik mijn adres aan het doorgeven was, werd ik onderbroken. ‘Helaas meneer. Het is over tienen en dan bezorgen wij niet meer.’ Nederland, 24/7? Laat me niet lachen. In New York, met recht the city that never sleeps, kun je ’s nachts alles doen wat er maar in je op komt: naar de kapper gaan, een bloemetje kopen, schoenen passen, een sauna bezoeken of pak ‘m beet een verstelbare moersleutel kopen bij een doe-het-zelf-winkel. Ook de subway blijft gewoon doorrijden. Maar in de Randstad Metropool?
Frituurpan uit de kelder
Vergeet het maar. Nederland gaat ’s nachts op slot. Wie om 22.01 trek krijgt in iets krokants, moet zelf de frituurpan uit de kelder gaan halen. We luisteren nog altijd braaf naar de goede raad waarmee Meneer De Uil van de Fabeltjeskrant een halve eeuw geleden zijn kijkbuiskinderen goedenacht wenste: ‘Oogjes dicht en snaveltjes toe.’
Robert Jan Blom