Detroit, de Motor City van weleer, pruttelt. In de laatste decennia zijn tienduizenden banen in de autostad verdwenen. Kan dit rampscenario zich ook in Nederland voordoen? Welke Nederlandse dorpen en steden zijn afhankelijk van één werkgever? En hoe bang moeten zij zijn voor het spook van Detroit?
Gruwelijke faillissementsstory
Kort geleden zag ik een reportage over de stad Detroit in de Amerikaanse staat Michigan. Tot enkele decennia geleden werkten bijna alle inwoners in de auto-industrie en zijn toeleveranciers. Nog altijd hebben The Big Three – Chrysler, General Motors en Ford – er hun HQ gevestigd maar de cilinders van de Motor City, zoals de bijnaam van de stad luidt, ronken al lang niet meer zoals vroeger. Na sluitingen en faillissementen is het in rap tempo bergafwaarts gegaan. Inwoners trokken weg en van de bijna twee miljoen inwoners uit de glorietijd (de jaren vijftig) zijn er nu nog 681.000 over. In 2013 raakte de gemeente zélf aan de bedelstaf: vanwege een schuld van twintig miljard dollar moest het stadsbestuur een beroep op ‘Chapter 9’, de paragraaf uit de Amerikaanse faillissementswetgeving die gemeenten in staat stelt onder de paraplu van de rechter de financiën te ordenen. Kortom, het verhaal van Detroit is een gruwelijke faillissementsstory.
Kan dit in Nederland ook gebeuren?
Een paar jaar geleden moest vrijwel de gehele bevolking van het Zweedse Trollhättan bij de sociale dienst aankloppen na het bankroet van de alomtegenwoordige werkgever van het stadje, de Saab-fabriek. Kan zoiets in Nederland ook gebeuren? Jazeker. Ook hier te lande hebben faillissementen, bedrijfssluitingen- en verhuizingen dorpen en kleinere steden lamgelegd. In 1993 moest schoenenfabriek Anita uit het Brabantse Giessen de strijd met de concurrentie opgeven: in het dorp kwamen alle 143 werknemers op straat te staan. In Oost-Nederland verloren tienduizenden werknemers hun baan nadat de textielindustrie er teloorging, in Limburg werden de mijnen gesloten en kort geleden stuurde Tara Steel in IJmuiden tweehonderd mensen de laan uit nadat er eerder al achttienhonderd banen sneuvelden. Recentelijk werd Born op de valreep gered door de vermetele overname van de Eindhovense automaker VDL dat BMW wist te overtuigen dat de NedCar-fabriek uitstekend geëquipeerd was om Mini’s van de band te laten rollen: de vijftienhonderd arbeiders behielden hun baan. In Bergen op Zoom verscheen geen reddende business angel, dit voorjaar besloot Philip Morris de sigarettenfabricage verplaatsen naar goedkopere oorden: 1371 mensen, van wie sommigen al tientallen jaren bij het bedrijf werkten, werden werkloos.
Breng risicogebieden in kaart
Als u in een dorp, kleinere stad of stadsdeel woont waar honderden, soms duizenden medebewoners afhankelijk zijn van één grote werkgever, kunt ook u terecht komen in de hoek waar de klappen vallen. Ja, we kijken graag smalend naar leeggelopen Russische steden die volledig afhankelijk waren van één overheidsbedrijf. Op tv zien we de verlaten huizen, de door onkruid overwoekerde winkels, de lege straten. Maar, zoals uit de genoemde voorbeelden blijkt, zijn we ook in Nederland niet immuun voor dit scenario. Ook bij ons zijn complete bedrijfstakken opgeheven, grote bedrijven vertrokken. En dat kan weer gebeuren, vergeet dat nooit. Het zou niet zo gek zijn als een groepje experts de risicogebieden van ons land eens in kaart bracht. Zodat we kunnen zien welke dorpen en steden afhankelijk zijn van enkele grote werkgevers en hoeveel banen er potentieel op de tocht staan. Waarom? Omdat wij Nederlanders er niet van houden met dit soort horrorverhalen te worden verrast.
Robert Jan Blom