Rode cijfers en ontslagen vormen het bloed waar ze op afkomen. De zich als gelouterde turn-around manager presenterende collega-ondernemer die uw bedrijf er wel even bovenop zal helpen. Elk jaar weer weten zij honderden bijna-failliete ondernemers met hun gewiekste plannen te verleiden. Robert Jan Blom legt uit hoe u hen kunt herkennen en waar u hulp kunt vinden waar u écht iets aan heeft.
Een gewaarschuwd ondernemer telt niet mee
Een gewaarschuwd man telt voor twee, zo luidt het gezegde, maar ik zou de Nederlandse taal willen verrijken met een variatie op deze enigszins sleetse uitdrukking: ‘Een gewaarschuwd ondernemer telt niet mee.’ Of wat denkt u van: ‘Een gewaarschuwd ondernemer blijft zo doof als een kwartel’? Vergeef me mijn kromspraak, wellicht kunnen taalvirtuozen er een wat soepeler zinnetje van maken zodat mijn variant straks net zoveel weerklank vindt als het origineel. Heel misschien dringt het dan tot ondernemers door dat eigenwijsheid een prachtige eigenschap is, dat zij dankzij die koppigheid hun bedrijf tot bloei hebben weten te brengen maar dat zij, zodra zij het faillissement zien naderen, hun aan doofheid grenzende eigengereidheid opzij moeten schuiven en hun oren open moeten stellen voor welgemeende waarschuwingen.
Het morsige neefje van de private equity sprinkhanen
Klopt, ik ben boos. Hoe lang houd ik me nu al met faillissementen bezig? Al een jaar of 25. Ik verricht onderzoek, adviseer bijna-gefailleerden, ik onderhoud contacten met curatoren en andere betrokkenen en met alle boeken die ik over dit onderwerp heb gepubliceerd kan ik mijn bureaublad stutten in geval de houten staanders mochten vermolmen. Gedurende die kwart eeuw heb ik ook kennis gemaakt met het slag ondernemers dat leeft van andermans leed. De aasgieren, de lijkenpikkers. Ik doel hier niet op de private equity sprinkhanen die in dienst van een of ander Angelsaksisch fonds een goed draaiende tent onder de schulden begraven, nee, ik heb het over zijn ietwat morsig geklede neefje. De man die zegt te weten hoe hij een ondernemer-in-nood kan behoeden voor een faillissement.
Een collegiaal aanbod
Gemiddeld heb ik eens per maand zo’n type aan de telefoon. Doorgaans introduceert hij zichzelf met een boodschap waar de tranen me van in de ogen zouden springen als ik zijn soort niet al via het telefoonnetwerk kon ruiken: ‘Meneer Blom, ik ben ondernemer en ik wil graag iets met bijna-gefailleerden en/of met spullen van gefailleerden doen.’ Kortom, een aanbod vol warme collegialiteit. Omdat ware filantropen schaars zijn in deze barre tijden, luister ik dankbaar verder. ‘Kunt u mij in contact brengen met ondernemers die in zwaar weer verkeren zodat ik hen er weer bovenop kan helpen?’ Geduldig leg ik uit dat ik mensenredders uiteraard graag van dienst ben maar dat ik niet in het bezit ben van een klapper vol nummers van bedrijven die op sterven na dood verkeren. Ondernemers met wie het niet goed gaat, gaan dat nu eenmaal niet van de daken schreeuwen. Ze zwijgen er liever over en wachten de klap af. ‘Kom kom meneer Blom, niet zo bescheiden,’ klinkt het dan. ‘Ik heb geld beschikbaar. U kent toch wel een paar bedrijven die van hun voorraden en partijen af willen?’ Helaas, ook dit opzicht kan ik de ondernemersvriend in kwestie niet helpen. Voor spullen moet u bij de curator zijn, leg ik uit. ‘U kunt hen gewoon bellen. Ze staan in het telefoonboek.’
Zelfbenoemde filantropen
Voordat ik het gesprek beëindig, noteer ik natuurlijk de gegevens van de reddende engel. U begrijpt dat ik inmiddels wél een klapper heb met de namen van tientallen zelfbenoemde filantropen. Wie zijn die mensen eigenlijk? Met welke deskundigheid opereren zij? Welke opleidingen hebben zij gevolgd? Een juridische? Zijn zij goed thuis in de faillissementswetgeving? Nee. Het zijn aasgieren, vogels van een uiterst divers pluimage, die rond cirkelen boven veilingen, zakelijke websites, bestanden van de Kamers van Koophandel, boven al die plekken waar zij een slachtoffer menen te kunnen opsporen. Vaak zie ik hun namen weer opduiken in de dagbladen waar zij in kleine advertenties hun ‘hulp’ aanbieden. Afspraken vinden steevast plaats in een wegrestaurant of een stationsrestauratie waar de bijna-gefailleerde ondernemer met een listig verhaal zijn laatste euro’s afhandig wordt gemaakt.
Lijkenpikkersbrigade
Hoe ik dat weet? Omdat ik in het tv-programma ‘Opgelicht’ al diverse malen klanten van de lijkenpikkersbrigade voorbij heb zien komen. Omdat ik evenzovele keren in de studio uiteen mocht zetten hoe hun bedrog in elkaar steekt en een waarschuwende stem verhief tegen hun praktijken. Of het helpt? Twijfelachtig. Ik zie de annonces nog altijd verschijnen, ik hoor nog altijd verhalen van bedrijven die in hun valstrikken zijn gelopen. Laatst had ik een ondernemer aan de lijn die een aasgier een bedrag betaalde omdat hij ervoor zou zorgen dat zijn belastingaanslag zou verdwijnen. Als het niet zo triest was, zou ik erom kunnen lachen. Oplichting is een onuitroeibaar fenomeen. De enige remedie is waarschuwen, zelfs als je gehoor bestaat uit dove kwartels. Voor bijna-gefailleerden heb ik maar één advies: zodra u merkt dat het met uw bedrijf niet goed gaat, neem contact op met Ondernemersklankbord in Den Haag – de enige betrouwbare organisatie op dit terrein. Leg uit wat er aan de hand is en overleg de stukken. Ga met uw contactpersoon in gesprek en volg zijn of haar adviezen op. In veel gevallen kunt u geholpen worden. Kosten? Een paar tientjes.
Robert Jan Blom